Er waren eens twee zussen die samen één grote sinaasappelboom bezaten. De oudste woonde samen met haar kinderen, de jongste woonde alleen. Het was in de tijd van de sinaasappelpluk. De zussen werkten er samen aan. Na het plukken deelden ze de oogst in twee gelijke delen. Zo hadden ze allebei een grote mand met sinaasappels in hun schuur.
’s Nachts kon de oudste zus niet slapen. Zij vond het eigenlijk helemaal geen goed idee om de oogst zo te verdelen. ‘Ik heb het gezelschap van mijn kinderen, en alle gezelligheid, het is wel vol in huis, zeker nu we veel thuis moeten blijven, maar ik heb zoveel! En mijn zus is alleen, voor haar is het maar stil nu, ik kan best wat extra’s voor haar doen!’
En zij stond op, ging naar haar schuur en in het donker bracht ze een paar sinaasappels naar de schuur van haar zus.
De jongste zus kon ook niet slapen. Ook zij had geen vrede met de gelijke verdeling. ‘Mijn zus heeft een gezin, en ze is er druk mee nu, de kinderen kunnen niet naar school, ze moeten thuis al het schoolwerk doen. En ik heb veel meer tijd om snel een paar boodschappen te doen, ik ben alleen. Laat ik haar dus maar wat sinaasappels brengen.’
Ook zij stond op en bracht in het donker een paar sinaasappels naar de schuur van haar zus.
De volgende morgen verbaasden beide zussen zich er hogelijk over dat ze ieder nog steeds hetzelfde aantal sinaasappels hadden.
Beiden stonden de volgende nacht opnieuw op en herhaalden de handeling van de nacht ervoor. De oudste zus bracht sinaasappels naar de schuur van haar jongste zus. De jongste deed hetzelfde. Beiden vroegen zich de volgende morgen met nog grotere verbazing af wat hier in hemelsnaam gaande was. Ze besloten die nacht voor de derde keer een poging te doen. En dit keer gingen ze allebei precies om middernacht. Ze hoorden allebei de klok 12 keer slaan…
En zo gebeurde het dat ze elkaar halverwege hun huis tegenkwamen, elk met een arm vol sinaasappels. Ze keken elkaar aan, schoten in de lach, legden hun hand op het hart, en maakten een kleine buiging.
Boven glimlachte God en zei tegen de engelen: op die plek, waar mensen samen werken en zorgen voor elkaar, daar wil ik graag wonen…